Voor buitenstaanders is honkbal soms een lastig te begrijpen sport. De spelregels zijn niet net zo duidelijk als bij een sport als voetbal. Dat maakt het honkbal niet alleen een stuk unieker, maar ook boeiender. Want als je eenmaal de regels onder de knie hebt, is er geen leuker spel te spelen dan honkbal.
Doel van het spel is om zoveel mogelijk punten te scoren. Dit doe je door een bal zo moeilijk mogelijk te slaan voor de verdedigende tegenstander. Als je alle honken rond bent gerend, heb je een punt.
Om voor het eerst kennis te maken met de verschillende regels van het honkbal staat hieronder een kleine inleiding over belangrijke zaken waar je mee te maken krijgt op het moment dat je gaat honkballen.

Het veld

honkbal is een veldsport, gespeeld door twee ploegen van elk negen spelers, die om beurten als slag- en veldpartij fungeren. Het veld bestaat uit een binnenveld, meestal van gravel, en een achterveld, meestal van gras.

honkbalveld

Op de hoekpunten van het binnenveld liggen de honken: drie platte witte kussens en als (vierde) thuishonk een vijfhoekige witte rubberplaat. Iets vóór het midden van het binnenveld ligt een witte werpplaat, waar de werper (pitcher) plaatsneemt. Bij honkbal staat de pitcher op een verhoging (de heuvel). Bij softbal en jeugdhonkbal staat de pitcher op dezelfde hoogte als de rest van de spelers.
Het buitenveld wordt aan de achterzijde begrensd door een hek, dit homerunhek staat op 90 tot 120 meter gemeten vanaf de thuisplaat.

De Spelers

Een wedstrijd wordt altijd gespeeld met twee teams, een aanvallend team en een verdedigend team. Verdedigend staan er altijd negen in het veld. De volgende negen veldposities staan in het veld.

De pitcher (positie 1)

Dit is een speler met een goede arm. Het is prettig als hij hard kan gooien. Wat veel belangrijker is dat deze speler een goede controle heeft. Om blessures te voorkomen is hier een goede techniek voor nodig en een goede basisconditie. In de wedstrijd moet een pitcher zich goed kunnen concentreren. Samen met de catcher wordt dit de “battery” van de verdediging genoemd.

De catcher (positie 2)

Deze speler heeft de leiding over de verdediging. Hij geeft aan welke pitch de pitcher moet gooien. Daarnaast geeft hij aan hoe en waar de bal verwerkt moet worden als deze geslagen wordt. Het is handig als dit een sterke speler is met een sterke arm. Ook voor deze positie is een goede basisconditie een vereiste.

de pitcher
De pitcher moet hard kunnen gooien, maar vooral ook controle hebben.

De eerste-honkman (positie 3)

De verdedigers moeten zorgen dat er geen mensen op het honk komen. De meeste uitjes, of nullen, worden gemaakt op het eerste honk door ballen die aangegooid worden door andere veldspelers. De eerste-honkman moet dan ook als geen ander alle ballen pakken die hij aangegooid krijgt. Een echte ‘stofzuiger’  wordt dat in honkbaltermen wel eens genoemd.

De tweede-honkman (positie 4)

Het is handig als deze speler een groot veldbereik heeft, oftewel snel en goed ballen kan pakken die geslagen worden. Hij moet snel– en goed voetenwerk hebben. Voor deze positie heb je niet echt een sterke arm nodig, omdat je de meeste ballen naar het eerste honk gooit, vlakbij dus. De tweede honkman heeft wel een goede fieldtechniek nodig. Samen met de korte stop wordt dit de “key-stone” van het infield genoemd.

De derde-honkman (positie 5)

De derde honkman mag niet bang zijn en moet hard geslagen ballen kunnen verwerken. Safe zijn in het fielden is dus een pré. Ook is het handig als deze speler een sterke arm heeft. Het veldbereik van de derde honkman hoeft niet zo groot te zijn.

De korte stop (positie 6)

De korte stop moet een groot veldbereik hebben, hij heeft het grootste deel van het infield te verdedigen en ook de plek waar de meeste ballen komen. De korte stop heeft snel en goed voetenwerk nodig, samen met een goede fieldtechniek. De korte stop geeft leiding aan de rest van de infielders en ondersteunt de catcher. Samen met de tweede honkman wordt dit de “key-stone” van het infield genoemd.

De linksvelder (positie 7)

Dit moet een snelle speler zijn. Niet alleen omdat hij een groot deel van het outfield moet dekken, hij moet er ook zijn als de infielders een bal door laten schieten. Een sterke arm is voor deze positie erg handig. Deze speler moet hard en hoog geslagen ballen goed kunnen verwerken.

Midvelder (positie 8 )

Deze speler geeft leiding aan de rest van de outfielders en ondersteunt de catcher. Op deze positie moet een speler staan met een van de sterkste armen van het team. Ook de midfielder moet hard – en hoog geslagen ballen goed kunnen verwerken.

Rechtsvelder (positie 9)

De rechtsvelder heeft in de ogen van sommigen een ondankbare positie. Er komen niet veel ballen en als ze komen zijn het vaak korte harde ballen of ballen die met veel effect zijn geslagen. Moeilijke ballen dus. Snelheid is een pre.

Aan slag

De slagman

Het team aan slag is de aanvallende partij. Dat team kan punten scoren, terwijl het team in het veld moet proberen dat te verhinderen. Meestal zal de slagman proberen de bal zover mogelijk het veld in te slaan. Het mooiste is natuurlijk om de bal zo ver weg te slaan dat hij buiten het veld terechtkomt. De bal gaat dan over het outfieldhek heen en is dus buiten bereik van de veldspelers.

De slagman kan dan ongehinderd een rondje lopen over het eerste, tweede, derde honk en tenslotte via de thuisplaat een punt scoren. Dat wordt dan een homerun genoemd. Wordt de bal wel hoog en ver, maar niet over het hek geslagen dan is de kans groot dat de bal wordt gevangen. Bij een vangbal is de slagman uit. Het ver weg slaan van de bal is dus niet altijd het beste.

aan slag
aan slag

Slagzone

De pitcher werpt de bal die de slagman moet proberen weg te slaan. Als de bal door de slagzone gegooid wordt, geldt het als een slagbal, dus een bal die geslagen kan worden. Komt de geworpen bal niet door de slagzone dan is het een wijdbal.
De slagzone is een denkbeeldig gebied loodrecht boven de thuisplaat en bovendien tussen onderkant knie en ongeveer halverwege de borstkas van de slagman, als die in slaghouding staat.
Als de pitcher drie slagballen gooit en de slagman heeft geen kans gezien de bal het veld in te slaan dan is hij uit. Gooit de pitcher vier wijdballen dan heeft de slagman een vrije loop. Hij mag dan gewoon naar het eerste honk lopen, waarbij hij niet uitgetikt mag worden.
Meestal gooit de pitcher niet drie slagballen of vier wijdballen achter elkaar. Het spelletje tussen slagman enerzijds en pitcher en catcher anderszijds is een van de leukste onderdelen van de sport.

Wordt een bal wel geraakt door de slagman maar is het een foutslag dan mag hij blijven staan om het nogmaals te proberen. Een foutslag is een slagbal die buiten de lijnen komt. Als dus de derde slagbal een foutslag is dan wordt die eigenlijk niet meegeteld.

De honklopers

Als een team aan een slagbeurt begint, staan er nog geen spelers op de honken. Bereikt de eerste slagman het eerste honk na een goede slag of omdat de pitcher vier wijd gegooid heeft, dan moet hij naar het tweede honk lopen als de tweede slagman de bal het veld in slaat. Als hij zou blijven staan dan zouden er twee spelers op het eerste honk staan en dat mag niet. In zo’n situatie heeft de honkloper dus geen keuze maar moet hij lopen en wordt er gesproken over een gedwongen loop. Als alle honken bezet zijn op het moment dat de volgende slagman aan slag is, dan is er voor alle honklopers sprake van een gedwongen loop situatie. Wordt er een homerun geslagen met drie honken bezet dan heet dat een grand-slam. De slagman die de bal het veld uit slaat geeft drie honklopers de kans om een punt te scoren. Omdat ook hijzelf een punt maakt op het moment dat hij over de thuisplaat komt worden er met één klap vier punten gescoord.

Honkslag

Als de bal door de slagman het veld in wordt geslagen en de slagman vervolgens één van de honken bereikt dan is dat een honkslag. Bereikt de slagman het eerste honk dan is het een één honkslag. Ziet hij kans om het tweede honk te bereiken dan is het een tweehonkslag. Komt hij direct op het derde honk, dan is dat een driehonkslag. Weet hij ook de thuisplaat in één keer veilig te bereiken, dan wordt dat een homerun genoemd.

Slagvolgorde

Een slagvolgorde wordt altijd zeer tactisch op volgorde gezet. Het kan er bijvoorbeeld als volgt uitzien:

      Slagman 1;  Een speler die veel op de honken komt door slaan, stoten of vier wijd. Een van de snelste spelers zoniet de snelste speler van het team.
      Slagman 2;  Een speler die een opdracht kan uitvoeren zoals stoten of hit & run. Hoeft dus geen goede slagman te zijn. Handig als deze speler ook snel is.
      Slagman 3;  De beste slagman met het hoogste slaggemiddelde. Moet alles kunnen slaan, hit & run en stoten.
      Slagman 4;  De slagman met de meeste power, ook wel homerun hitter. Heeft vaak niet echt een hoog slaggemiddelde. Enige taak is eigenlijk runs binnen slaan.
      Slagman 5;  Een sterke slagman die de taak van nummer drie of vier kan overnemen als een van deze slagmensen faalt.
      Slagman 6;  Verschillende opties zijn er voor deze positie zoals startende pitcher, traagste loper, slechtste slagman.
      Slagman 7;  Een vergelijkende slagman als slagman nummer 1.
      Slagman 8;  Een vergelijkende slagman als slagman nummer 6.
      Slagman 9;  Een vergelijkende slagman als slagman nummer 2.

De Wedstrijd

Een wedstrijd bestaat uit negen innings, dit zijn perioden waarin elk van beide ploegen eenmaal slagpartij en eenmaal veldpartij is. Alleen de slagpartij kan punten behalen.
De leden van de veldpartij hebben allen een veldpositie ingenomen. De werper gooit bovenhands; dan heeft de bal meer snelheid dan bij een onderhandse worp. De werper werpt de bal in de richting van de slagman. Deze slaat hem met het slaghout het veld in en rent vervolgens naar het eerste honk, vandaar naar het tweede, derde en thuishonk, bij het bereiken waarvan hij een run (punt) heeft gemaakt.
De werper moet de bal steeds zodanig gooien dat deze het thuishonk passeert op een hoogte die wordt begrensd door de breedte van de slagplaat en de schouders en knieën van de slagman (‘strike-zone’).
Als drie spelers van de slagpartij ‘uit’ zijn, wisselen veld- en slagpartij. De ploeg die na negen innings de meeste punten heeft, is winnaar. Bij gelijke stand na negen innings wordt steeds een slagbeurt voor beide ploegen verder gespeeld. In Nederland duurt een wedstrijd echter maximaal twaalf innings.

Uittikken

Als er geen sprake is van een gedwongen loop, moet de honkloper worden uitgetikt als hij geen contact heeft met een honk. Als hij wel in een gedwongen loop situatie is kan hij natuurlijk uitgetikt worden maar dat hoeft niet persé. Het is voldoende als een speler van de tegenpartij met de bal in de hand of handschoen met zijn voet het honk aantikt voordat de loper dat honk bereikt.
Als de slagman, nadat hij de bal geslagen heeft, naar het eerste honk rent verkeert hij altijd in een gedwongen loop situatie. Hij kan niet anders dan naar het eerste honk lopen. De eerste honkman, met één voet op het honk en met de handschoen open, staat klaar om de bal te vangen die bijvoorbeeld door de korte stop naar hem wordt toegegooid. Heeft hij de bal gevangen voordat de slagman het eerste honk kan aantikken dan is die slagman uit. Overigens mag de loper in die situatie op het eerste honk doorlopen. Dat wil zeggen dat de honkloper die probeert het eerste honk te bereiken een eindje mag doorlopen. Als hij het honk maar heeft aangeraakt. Hij kan bij het uitlopen niet worden uitgetikt terwijl hij toch het honk niet vast heeft. Dit mag echter alleen op het eerste honk. Als de veldspeler bij het uittikken de bal verliest dan betekent dat dat hij de bal niet echt goed vast had. De loper is dan safe.

Dubbelspel

Het dubbelspel is altijd heel spectaculair. Dat gaat bijvoorbeeld als volgt. Het eerste honk is bezet en de slagman slaat een lage bal richting korte stop. De loper op het eerste honk moet van het eerste naar het tweede honk. Hij zit dus in een gedwongen loop situatie.
De korte stop pakt de geslagen bal en gooit die naar de tweede honkman. Deze tikt, met de gevangen bal in zijn hand of handschoen, met zijn voet het tweede honk aan waardoor de loper komend van het eerste honk uit is en gooit vervolgens de bal razendsnel naar de eerste honkman. Vangt die de bal terwijl hij contact heeft met het honk voordat de slagman daar aankomt dan is ook de slagman uit. Er zijn dan door het veldteam twee spelers uitgemaakt.

Puntentelling

Alleen de aanvallende partij, de partij aan slag, kan punten scoren. Een slagman die, nadat hij de bal het veld heeft ingeslagen, moet altijd proberen veilig het eerste honk te bereiken. Daarna moet hij proberen via het tweede en derde honk de thuisplaat te bereiken. Lukt hem dat zonder dat hij wordt uitgetikt en voordat er gewisseld moet worden, scoort hij een punt.
Elke volgende slagman die via het eerste, tweede- en derde honk de thuisplaat bereikt scoort een punt. De veldpartij verdedigt zich op allerlei manieren. Dat begint bij de pitcher. Die probeert de bal zo te gooien dat de slagman er niet in slaagt hem weg te slaan.
Gooit de pitcher op de eerste slagman drie slagballen maar ziet de slagman geen kans de bal goed te slaan dan is die slagman uit. Er is dan één nul. Elke vangbal is ook een nul en ook elke speler die op de honken uitgemaakt wordt is een nul. Als er drie nullen zijn wordt er gewisseld.

De Uitrusting

Het basismateriaal van een honkballer bestaat uit een bal, een handschoen en een knuppel. Bovendien worden er bij honkbal speciale schoenen gebruikt. Deze worden ook wel spikes genoemd, omdat er scherpe punten onder zitten om beter grip op het gravel te kunnen krijgen.
De spelers die in een wedstrijd aan slag komen, moeten verplicht een slaghelm op doen. De catcher heeft bovendien een speciale uitrusting.

De handschoen

De handschoen is het belangrijkste onderdeel van de uitrusting. Het is ook heel persoonlijk. De handschoen vormt zich naar je hand en naar de manier waarop je hem gebruikt. Het is daarom niet prettig om de handschoen van een ander te gebruiken.
De catcher gebruikt een handschoen van een duidelijk ander model dan de andere spelers. Het is een grote en veel dikkere handschoen dan de anderen. Hij moet alle, meestal hard geworpen, ballen van de pitcher vangen.
Maar ook de handschoenen van de andere spelers in het veld zijn verschillend. De outfielders gebruiken hele grote handschoenen om de hoge verre ballen goed te kunnen vangen. Een infielder met uitzondering van de eerste honkman gebruikt juist weer een kleine handschoen omdat hij de bal weer heel snel uit zijn handschoen moet kunnen pakken om naar een andere speler te kunnen werpen.

De bal

De buitenkant van de bal die in de honkbalsport wordt gebruikt is van leer en ongeveer even groot als een tennisbal maar wel bijna zes maal zo zwaar. Het is een harde, massieve bal, die een omtrek heeft van 229 tot 235 millimeter en een gewicht van 141 tot 149 gram.

De knuppel

Het is heel belangrijk om een knuppel te gebruiken die bij je past. De keuze van de knuppel die je het beste kan gebruiken, is afhankelijk van je lengte, je gewicht, je kracht en snelheid. Er bestaat dus geen standaardregel.

Veel spelers, en dat geldt zeker voor beginners, denken dat ze beter en verder kunnen slaan met een grotere knuppel. Vaak zie je dan ook spelers met een te grote en te zware knuppel slaan.

Daarmee kunnen ze niet snel genoeg reageren op de door de pitcher geworpen bal. Het resultaat is dat ze geen bal raken of te laat zijn en daarom de bal buiten de lijnen slaan. Ze bereiken dus het tegenovergestelde van wat de bedoeling is. Een vuistregel voor beginners is om eerst die knuppel te kiezen die je nog gemakkelijk kan hanteren en vervolgens een iets lichtere knuppel te gebruiken. De beste slagmensen in het tegenwoordige honkbal gebruiken lichte knuppels van aluminium.
Het hardhouten of lichtmetalen ronde slaghout mag niet langer zijn dan 1,07 meter en nergens een grotere doorsnede hebben dan zeven centimeter.

De uitrusting van de catcher

De catcher draagt een helm, een masker, een body protector en beenkappen (legguards). Hij moet de door de pitcher geworpen ballen vangen en dat gaat niet altijd even eenvoudig. Het gebeurt dan ook vaak dat de geworpen bal niet in zijn handschoen terechtkomt maar dat de catcher de bal tegenhoudt met zijn lichaam. Daarom moet dat volledig beschermd worden.

gebroken knuppel
Als de bal niet goed op de knuppel komt, kan de knuppel breken. dit gebeurt maar heel zelden

Ben je na al deze uitleg geïnteresseerd in de sport, meld je dan snel aan op deze pagina.

Geef een reactie

Je email adres wordt niet gepubliceerd. Required fields are marked *

Post comment